Alle banden die op het voertuig worden gemonteerd, moeten dezelfde structuur hebben.
Alle banden die op één as worden gemonteerd, moeten hetzelfde zijn op volgende punten:
Deze punten zijn met markeringen weergegeven op de zijwand van de band.
De merknaam van de fabrikant staat altijd op de zijwand van de band.
Voorbeeld markeringen: 215/65 R15 95 H
De bandenmaataanduiding bestaat uit drie getallen:
De bandenmaataanduiding moet overeenkomen met een bandenconfiguratie die de fabrikant heeft goedgekeurd. Deze goedgekeurde bandenconfiguraties staan:
Voorbeeld goedgekeurde bandenconfiguraties voor een auto:
Alle goedgekeurde bandenconfiguraties mogen worden gemonteerd, maar mogen niet door elkaar worden gehaald. Het is niet toegelaten om vooraan maat A en achteraan maat C te monteren, of vooraan maat B en achteraan maat A.
De buitendiameter van een gemonteerde band mag niet meer dan - 2 % of + 1,5 % afwijken van de buitendiameter van goedgekeurde bandenmaat. Als vooraan bijvoorbeeld – 2 % op maat A wordt gemonteerd, dan moet achteraan ook – 2 % op maat A worden gemonteerd, omdat “bandenconfiguratie 1” dezelfde maat voor-en achteraan heeft. Het is wel toegelaten om vooraan bijvoorbeeld – 2 % op maat B en achteraan + 1,5 % op maat C te monteren.
Er bestaan drie gebruikscategorieën:
Een normale wegband (“zomerband”) heeft geen speciale markering.
Een sneeuwband ( “winterband” of “vierseizoenenband” ) heeft op de zijwand een “M+S”-markering. Het is een band waarvan het loopvlakpatroon en de structuur in de eerste plaats zijn bedoeld om in modder en verse of smeltende sneeuw betere prestaties te leveren dan een normale wegband. Het loopvlakpatroon van een sneeuwband bestaat doorgaans uit groeven (ribben) en/of massieve vlakken (nokken) die verder uiteenliggen dan bij een normale wegband. Naast de “M+S”-markering, staat op een sneeuwband meestal ook het alpensymbool, bestaande uit drie bergtoppen met een sneeuwvlok. Vooraleer een fabrikant het alpensymbool aan een band mag toekennen, moet de band eerst slagen voor een gecertifieerde test. Dat is niet het geval voor een “M+S”-markering. Een band met het alpensymbool zal dus ook altijd de “M+S”-markering hebben, maar een band met een “M+S”-markering zal niet altijd het alpensymbool hebben.
Een band voor tijdelijk gebruik heeft op de zijwand de markering “TEMPORARY USE ONLY”.
Voorbeeld markeringen: 215/65 R15 95 H
De structuur (“R” in het voorbeeld) duidt de technische kenmerken van het karkas van de band aan en is niet te verwarren met het loopvlakpatroon. Er bestaan vier structuren met elk hun eigen aanduiding:
Voorbeeld markeringen: 215/65 R15 95 H
Het snelheidscategoriesymbool (“H” in het voorbeeld) duidt de snelheidscategorie van een band aan (tabel). De snelheidscategorie moet ten minste gelijk zijn aan de maximumsnelheid van het voertuig.
De maximumsnelheid van het voertuig staat op:
Een uitzondering hierop geldt voor banden met het alpensymbool, bestaande uit drie bergtoppen met een sneeuwvlok. Deze banden mogen een snelheidscategorie hebben die lager is dan de maximumsnelheid van het voertuig, maar niet lager dan 160 km/u. In dat geval moet in het voertuig op een voor de bestuurder duidelijk en permanent zichtbare plaats een waarschuwingslabel voor de maximumsnelheid van de gemonteerde banden zijn aangebracht. De uitzondering geldt niet voor banden met een “M+S”-markering, maar zonder het alpensymbool.
Voorbeeld markeringen: 215/65 R15 95 H
De belastingsindex (“95” in het voorbeeld) duidt het draagvermogen van een band aan. Het draagvermogen moet ten minste de helft bedragen van de technisch toelaatbare maximummassa voor de as waarop de band gemonteerd is.
De technisch toelaatbare maximummassa voor iedere as staat op: